PLEIDOOI VOOR EEN DUURZAME VEEHOUDERIJ

EINDE AAN DE GEORGANISEERDE ONVERANTWOORDELIJKHEID

Tekst downloaden als pdf.

Noord-Brabant legt een voorlopige beperking op aan de bouw van nieuwe megastallen. De ziekte-dreigingen, de varkensflats en groot-industriële complexen vol met duizenden dieren, de aantasting van het landschap: genoeg is genoeg, vond de provincie naar aanleiding van een burgerinitiatief van 33.000 burgers. Hoewel dit besluit van historische betekenis kan zijn, is het niet meer dan een aarzelend begin. Demissionair minister Gerda Verburg drukte het optimisme direct de kop in door te verklaren dat er in andere delen van het land “nog best ruimte” kan zijn voor megastallen.1 Ook wordt al druk gepleit voor ontheffingen, uitzonderingen en tijdelijke regelingen. Deze reacties illustreren de hardnekkigheid van de problemen in onze intensieve veehouderij.2 Maar het Brabantse besluit illustreert ook de noodzaak van verandering en het begin van een omslag. Dat is hoopgevend, in het licht van de opmerkelijke stilstand in de afgelopen tien jaar.

“De intensieve veehouderij moet ingrijpend worden veranderd. Dieren moeten meer ruimte krijgen voor natuurlijk gedrag, zoals het buiten rondscharrelen. Het transport van levende dieren moet worden beperkt en het fokken van vee moet niet uitsluitend gericht zijn op toename van de productiviteit.”3 Dit adviseerde een commissie onder leiding van Herman Wijffels aan de minister van Landbouw in 2001. “De huidige veehouderij past niet meer in de stedelijke samenleving waarin we leven”, aldus Wijffels bij de presentatie van het advies. “De omgang met dieren is niet zoals we willen en het milieu wordt te veel belast. De dieren hebben weinig weerstand tegen ziektes, de voedselveiligheid komt in gevaar en de kosten bij calamiteiten lopen hoog op.”

Toenmalig minister Brinkhorst van Landbouw noemde de plannen “helder, hard en onontkoombaar” en besloot de voorgestelde hervormingen versneld door te voeren. Uiterlijk in 2010 zou het afgelopen zijn met de industriële, mens- en dieronwaardige vleesproductie. In de nota’s “Houden van dieren” (2001) en “Dierenwelzijn” (2002)4 van Brinkhorst werden deze voornemens ingevuld door dierenwelzijn centraal te stellen, als onderdeel van een “transitie naar een duurzame veehouderij”: “De overheid kiest er voor om in internationaal verband een voorloperspositie in te nemen bij het vormgeven van een diervriendelijke en maatschappelijk aanvaardbare veehouderij.”4

Vrije piggies

Alle redenen voor de noodzaak van deze transitie stonden in het rapport5 van de breed samengestelde commissie-Wijffels: de massaliteit, de minimale leefruimte, dieren die nauwelijks buiten komen, de stank, de milieubelasting, genetische versmalling, de schade aan omringende natuur, transport van dieren over grote afstanden, dioxine- en hormoonschandalen, varkenspest, gekke koeienziekte, mond- en klauwzeer, gesubsidieerde overproductie. Een veehouderij-systeem “dat amoreel omgaat met dieren en dat de exploitatie van dieren heeft opgevoerd tot een niveau waarop een storing desastreuze gevolgen heeft.”

De commissie-Wijffels was niet de enige die constateerde dat de “ontwikkelingen binnen de veehouderij … de grenzen van het aanvaardbare en toelaatbare hebben overschreden.” Sicco Mansholt, een van de architecten van de moderne landbouw, sprak in zijn laatste interview – in 1995 – over de intensieve veeteelt als “een systeem van georganiseerde onverantwoordelijkheid”.6 Minister Cees Veerman van Landbouw concludeerde in 2003: “We importeren voer, exporteren varkens en houden de rommel hier. Het systeem is vastgelopen.”

Nu, in 2010, kunnen we constateren dat het doemscenario van de commissie-Wijffels bijna geheel is uitgekomen, en meer dan dat. We zijn geconfronteerd met Q-koorts, vee-gerelateerde MRSA, ESBL,7 dreiging van een H5N1-pandemie, en de effecten van de intensieve veevoederindustrie en veehouderij voor de uitstoot van broeikasgassen zijn nog duidelijker geworden. In het jaar waarin de voorgestelde maatregelen van de commissie uitgevoerd zouden zijn, blijkt dat er nauwelijks iets is gedaan met de aanbevelingen.8 Integendeel, de veehouderij is nog intensiever geworden, er worden nog steeds op grote schaal gezonde dieren geruimd, dierziekte-crises vormen nog steeds een grote bedreiging voor de volksgezondheid en de leef- en slachtomstandigheden van honderden miljoenen dieren in ons ‘beschaafde’ land zijn nog steeds beschamend.

Voor ruim honderd hoogleraren, van verschillende Nederlandse universiteiten en met uiteenlopende disciplines, is dit aanleiding geweest zich te verenigen, om met hun gezamenlijke deskundigheid en inzet de structurele hervorming van de intensieve veehouderij te bevorderen die tien jaar geleden al als noodzakelijk werd gezien.

Nog nooit in de geschiedenis hebben we zo’n klein deel (minder dan 10%9) van ons gezinsinkomen aan voedsel besteed. En nog nooit heeft de productie van voedsel zo’n enorme impact gehad op onze leefomgeving. De kosten van ons voedsel zijn gedaald. De prijs wordt betaald door dieren, natuur en milieu – en daarmee op termijn door onszelf en komende generaties. De intensieve veehouderij trekt diepe sporen in ons milieu, de biodiversiteit, de wereldvoedselvoorziening, de mineralenbalans, de zoetwatervoorraden, de volksgezondheid en vooral ook in het welzijn van dieren.

Bio industrie

Dierenwelzijn
In de aanbevelingen van Wijffels en de voornemens van Brinkhorst werd het streven naar natuurlijk gedrag van dieren vastgelegd, en werd geconstateerd dat dit aanpassing van houderijsystemen aan het dier vraagt in plaats van omgekeerd. De intensieve veehouderij heeft zich ontwikkeld tot een industriële bedrijfstak – technisch gezien een geperfectioneerd, efficiënt productiesysteem – waarin dieren worden aangepast aan de wensen van de industrie, zozeer dat de dieren worden verminkt. Dieren worden gefokt om steeds meer te leveren: 25% meer eieren per kip, 40% meer groei per dier en 40% meer melk per koe in de afgelopen 25 jaar.10 De schaalvergroting in de sector lijkt een sterke ‘verdingelijking’ van het dier met zich mee te brengen. Er zijn koeienrassen die zo zijn gefokt dat ze niet meer op natuurlijke wijze een kalf kunnen baren; varkens die vanwege onze voorkeur voor mager vlees aangeboren poot- en hartproblemen hebben en last van angst en stress waarbij hun spierweefsel wordt afgebroken11; kalveren die direct na de geboorte bij hun moeder worden weggehaald en aan bloedarmoede lijden, omdat ze ten behoeve van onze export blank vlees moeten leveren en een ijzerarm dieet krijgen12; kippen die bestemd zijn voor de productie van eieren, met als gevolg dat in ons land jaarlijks 50 miljoen haantjes (levend) versnipperd worden omdat ze geen nuttig productiedoel dienen13; en weer andere kippen die in 40 dagen groeien van enkele grammen tot 2 kg: “Het vleeskuiken is al een poosje geen echt kuiken meer. … Dit juveniele spierbundeltje is weliswaar een technologisch hoogstandje, maar vanuit welzijnsoogpunt een ramp. … Tegen zo’n explosieve groei in een tijdsbestek van zes weken zijn hun hart, longen en poten nauwelijks bestand. Sommige dieren groeien daarom letterlijk dood. … Andere dieren worden zo zwaar dat hun eigen poten ze niet meer kunnen dragen. Ze zakken er doorheen en kunnen nauwelijks meer bewegen.”14

Op grond van uitsluitend financiële argumenten worden dieren letterlijk verbouwd om aan de productie-eisen te voldoen, via (veelal onverdoofde) ingrepen als snavelkappen, tandenvijlen, castreren en onthoornen. Buiten ons gezichtsveld worden jaarlijks in ons land honderden miljoenen dieren geslacht na een kort leven, met nauwelijks mogelijkheid tot natuurlijk soorteigen gedrag zoals rondsnuffelen, wroeten/pikken, rennen, nestelen, stoeien en ander sociaal gedrag. Door de huidige slachtsystemen en beperkt toezicht is er overigens geen garantie dat de dieren goed verdoofd zijn als ze worden gedood, of dat ze allemaal dood zijn als ze aan de haak hangen.15

Zowel boeren als consumenten blijken zich ongemakkelijk te voelen wanneer dierenwelzijn in de veeindustrie ter sprake komt.16 De meeste mensen, inclusief de boeren zelf, staan negatief tegenover de gang van zaken, maar accepteren deze stilzwijgend met behulp van een psychologisch mechanisme genaamd meervoudige onwetendheid (pluralistic ignorance)17, waarbij de gedachte is: “Als niemand zich er druk om maakt, dan valt het kennelijk wel mee” en “Als het echt zo erg was, zou de overheid er wel iets aan doen”. Consumenten hebben bovendien veelal het idee dat ze met hun voedselkeuze nauwelijks invloed uitoefenen: het ‘druppel-op-de-gloeiende-plaat’-gevoel. Wanneer de hieruit resulterende meegaandheid door overheid, veehouders en leveranciers wordt geïnterpreteerd als een teken dat de consument de productiewijze goedkeurt, is de cirkel rond: alle partijen denken dat er geen probleem is omdat de andere partij geen probleem lijkt te hebben. De tolerante opstelling van de overheid creëert bovendien ongemerkt een algemene sociale norm: de manier waarop we onze landbouwhuisdieren behandelen is kennelijk heel normaal.

Zelfs als de consument zijn best doet om diervriendelijker te eten, vraagt het veel speurwerk om te ontdekken hoe het voedsel is geproduceerd. De traceerbaarheid van ons voedsel is gericht op het voorkomen van besmetting en verontreiniging, maar er is nauwelijks ethische traceerbaarheid op basis waarvan consumenten hun morele keuzes duidelijk kunnen maken.18 Zo denkt 40% van de Nederlandse consumenten eieren te kopen van kippen die vrij buiten lopen. In werkelijkheid geldt dit alleen voor vrije-uitloopkippen en biologische kippen, die 13% respectievelijk 3% van de eieren leveren.

Natuur en milieu
De Nederlandse veehouderij produceert inmiddels 70 miljard kg mest per jaar19 (meer dan 4.000 kg per Nederlander), met als gevolg verzuring en vermesting van de bodem en het oppervlaktewater, en vervuiling van het grondwater.20 Dit alles vormt een bedreiging voor natuurgebieden: heidevelden en duinen vergrassen door bemesting met ammoniak vanuit de lucht, terwijl lager gelegen soortenrijke graslanden en moerasbossen ook nog eens een flinke portie nitraat en sulfaat met het grondwater krijgen toegediend.21 Deze overbemesting, veroorzaakt door de veeindustrie, vormt een van de grootste bedreigingen van de flora in onze natuurgebieden,22 met als gevolg dat Nederland zijn Europese verplichtingen om bepaalde natuurdoelen te realiseren (Habitatrichtlijn, Natura-2000) waarschijnlijk niet zal halen. De hoge mestgiften bedreigen op sommige plaatsen bovendien de drinkwatervoorziening.23 Veelzeggend is dat de Europese nitraatnorm voor drinkwater onder landbouwpercelen bijna overal wordt overschreden.24 Via de wisselwerking met de ondergrond kunnen hoge mestgiften bovendien leiden tot verhoogde concentraties aan gevaarlijke stoffen, zoals sulfaat en arseen.25

Ook de fauna in onze natuurgebieden heeft te lijden. Zo heeft overbemesting geleid tot een decimering van het aantal grote insecten in het enorme Nederlandse areaal aan graslanden,26 met grote gevolgen voor al het leven dat van die insecten afhankelijk is (weidevogels, zwaluwen, amfibieën, libellen).

Hollands Landschap

De mest bevat naast stikstof ook fosfaat; dat is uit andere landen hier gekomen via het veevoer en wordt door ons via mest in het milieu gebracht. De milieubelasting door fosfaat per kg vleeseiwit bedraagt ongeveer het zevenvoudige van de fosfaatbelasting per kg plantaardig eiwit.27 Terwijl fosfaat hier het milieu belast, wordt het elders in de wereld snel schaars.28 De fosfaat die als delfstof in de wereld aanwezig is, zal naar verwachting nog deze eeuw op raken, waarmee de traditionele landbouw onmogelijk wordt omdat fosfaat een essentiële nutriënt is. Tegelijkertijd spoelen we in ons land, met onze overtollige mest, enorme hoeveelheden fosfaat weg niet meer terug te winnen zijn.29 Deze fosfaten stapelen zich op in de bodem, kunnen in natuurgebieden terechtkomen,30 opkwellen in oppervlaktewater of neerslaan op de bodem van zeeën en oceanen. Kortom: ondanks een dreigend tekort aan fosfaat in de wereld, halen wij het weg uit andere landen in de vorm van veevoer, waardoor we lokaal een overschot creëren dat we wegspoelen en niet meer kunnen terugwinnen. Hiermee brengen we de mondiale voedselvoorziening voor de toekomst in gevaar. Meer dan 80% van het landbouwareaal wereldwijd staat inmiddels ten dienste aan de veehouderij, en meer dan 40% van de wereldgraanoogst wordt door de veehouderij opgeslokt, waar die voor een belangrijk deel ook zou kunnen dienen als voedsel voor de mens.31

Ecologische voetafdruk, klimaat en wereldvoedselvoorziening
Bij de omzetting van plantaardig naar dierlijk eiwit ontstaat in bijna elke fase schade. Een dier is een “inefficiënte eiwitfabriek” – grofweg: 1 kg vlees = 5 kg graan (of soja, of tapioca)32 (= 6 kg mest). Om dit graan te verbouwen, moet elders in de wereld grond worden gebruikt: een derde van de landbouwgrond in de wereld wordt gebruikt om veevoer te produceren, en het verdwijnen van natuurgebieden en kappen van regenwoud om dat nog verder uit te breiden, gaat onverminderd door.

Drinkend kalf

Terwijl we weten dat het huidige landbouwareaal voldoende plantaardig voedsel kan leveren voor tientallen miljarden mensen, lijden op dit moment meer dan een miljard mensen dagelijks honger.33 Dat aantal zal in elk geval niet afnemen met de verwachte verdubbeling van de vleesvraag in de wereld, van 228 miljoen ton nu tot 463 miljoen ton in 2050.34 In dat jaar zijn er naar verwachting 9,5 miljard mensen te voeden. Dat zal alleen mogelijk zijn als we de agrarische grond die geschikt is voor akkerbouw op een duurzame manier benutten.

Deze problemen zijn internationaal en niet door Nederland alleen op te lossen, maar onze verantwoordelijkheid is zeer groot gelet op de relatieve omvang van onze veeindustrie. Nederland is het meest veedichte land ter wereld en het tweede exportland ter wereld op het gebied van dierlijke eiwitten. Onze koeien, varkens en kippen leven vooral van geïmporteerd veevoer, met name soja uit Zuid-Amerika.

De productie van vlees kost niet alleen landbouwgrond maar ook water, waaraan in vele werelddelen al een tekort is en in andere gaat komen. De teelt van alle voedsel kost water, maar bij de vleesproductie is dit verbruik onevenredig hoog, waardoor het sterker leidt tot zoetwaterschaarste. In 2017 zal 70% van de wereldbevolking problemen hebben met de toegang tot schoon water,35 maar we blijven op grote schaal water verspillen voor de productie van dierlijke eiwitten36 – niet alleen in Nederland, maar vooral ook in ontwikkelingslanden waar het veevoer geproduceerd wordt.

Ook aan de klimaatverandering draagt de veeteelt sterk bij. Conservatieve berekeningen van de wereldvoedselorganisatie (FAO) van de VN geven aan dat de uitstoot van broeikasgassen door de veehouderij wereldwijd 40% hoger ligt dan die van alle auto’s, vrachtwagens, treinen, schepen en vliegtuigen bij elkaar,37 terwijl onderzoekers inmiddels ook hebben berekend dat die uitstoot zelfs nog veel hoger kan liggen als alle neveneffecten worden meegenomen.38 Denk bijvoorbeeld aan vervoer van veevoer en vervoer van de dieren zelf: idealiter zouden de productie van veevoer, de fokkerij en de plaats van de slachting en verwerking dicht bij elkaar moeten liggen, ter voorkoming van dierenleed én broeikasgassen-uitstoot. Als alle Nederlanders slechts één week per jaar geen vlees zouden eten, zou dit de uitstoot verminderen met 3,5%.39 Met één vleesloze dag per week zouden alle klimaatdoelstellingen van de Nederlandse regering voor huishoudens voor 2012 gerealiseerd zijn.40

Volksgezondheid
Met het oog op de gezondheid zou de Nederlandse consument globaal een derde minder eiwit moeten consumeren en een derde dierlijk eiwit moeten vervangen door plantaardig eiwit.41 Niettemin wordt, met hulp van de Europese belastingbetaler, promotie gemaakt voor kip42 en zuivel43, om overproductie op te vangen door de consumptie te verhogen, in plaats van de productie te verminderen. Dit ondanks het feit dat dierlijke vetten grote gezondheidsnadelen hebben44 en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarschuwt dat het zuivelpromotiebeleid van de EU schadelijke effecten heeft voor de volksgezondheid.45

Het consumeren van dierlijke eiwitten draagt bij tot de inname van verzadigd vet, hetgeen hart- en vaatziekten kan bevorderen. Verder wordt met name de consumptie van rood vlees en bewerkte vleeswaren in verband gebracht met een verhoogd risico op dikke-darmkanker46. Ook gezien het toenemende overgewicht is consumptie van meer plantaardig voedsel wenselijk: vegetariërs wegen gemiddeld minder dan vleeseters en mensen die omschakelen naar een vegetarisch dieet, komen in de loop van daarop volgende jaren minder aan dan vleeseters.47 Bij het huidige beleid, en de pogingen om steeds grotere productie tegen steeds lagere kosten te realiseren, lijkt er echter geen andere mogelijkheid dan promotie van producten waarvan de Nederlandse consument juist veel mínder zou moeten eten ten behoeve van de gezondheid.

Afgezien van ongezonde voeding kleven er nog meer gezondheidseffecten aan het houden van dieren op deze grote en intensieve schaal.48 Zo is de uitstoot van vluchtige verbindingen en stof schadelijk voor de volksgezondheid.49 Recent is er ook aandacht voor de gevaren van het intensieve antibiotica-gebruik, die al geruime tijd bekend waren. Dieren in onnatuurlijke omstandigheden en in grote aantallen bij elkaar, zoals bij de huidige bedrijfsvoering, raken moeilijk bacteriële en virale ziekteverwekkers kwijt en kunnen alleen op de been worden gehouden met grote hoeveelheden antibiotica. Ook worden louter ter bevordering van de groei lage concentraties antibiotica en chemotherapeutica continu door het voer gemengd. Ziekteverwekkende bacteriën die de volksgezondheid ernstig kunnen bedreigen, kunnen resistent raken tegen antibiotica waar ze in de veehouderij veelvuldig mee in aanraking komen door het grootschalige gebruik. Het vermoeden wordt steeds sterker dat deze bacteriën via het voedsel en via contact met de dieren (bij de veehouders zelf50) bij mensen komen, die vervolgens elkaar weer kunnen besmetten.51 Om die reden worden bijvoorbeeld varkenshouders die in het ziekenhuis terecht komen in quarantaine gehouden, omdat ze vaak drager zijn van deze bacteriën. Het duurt wellicht niet lang meer voordat alle veetelers toegang tot ziekenhuizen moet worden ontzegd, omdat ze voor verzwakte patiënten levensbedreigende bacteriën bij zich dragen (zoals nu al burgers die in een ziekenhuis buiten Nederland hebben gelegen, niet zomaar worden toegelaten in een Nederlands ziekenhuis).

Ziektekiemen als Q-koorts, MRSA, ESBL-bacteriën en pathogenen in producten uit de veehouderij maken al vele menselijke slachtoffers. 80% van alle geitenhouders en hun gezinsleden is besmet met Q-koorts, en dat geldt inmiddels zelfs voor 2,4% van de gehele Nederlandse bevolking.52 De genetische versmalling die het gevolg is van de puur op productie en volume gerichte werkwijze in de veeindustrie, verhoogt het risico van een massale en snel verspreidende besmetting, alsmede van mutatie van pathogenen met daarmee samenhangende risico's voor mensen. Demissionair minister Verburg heeft aangekondigd dat het gebruik van antibiotica in 2013 moet zijn gehalveerd. Nog afgezien van de vraag of een reductie van 50% voldoende is en of dit op tijd is om grootschalige besmettingen van antibiotica-resistente bacteriën bij mensen te voorkomen, is onduidelijk hoe de uitbraak van ziektes bij de dieren voorkomen moet worden als er verder niets verandert in hun leefomstandigheden.

Tot slot merken we op dat er in Nederland vrijwel geen kippenvlees te koop is dat níet is besmet met Salmonella of Campylobacter bacteriën, ondanks het convenant van het ministerie van landbouw met de kippensector om dit probleem op te lossen. In elke andere levensmiddelensector zouden dergelijke besmette producten in de supermarkt vermoedelijk in beslag worden genomen en de fabriek worden gesloten.

Financieel-economische overwegingen
Ondanks het feit dat de wetenschappelijke inzichten zich opstapelen dat we op de huidige wijze niet door kunnen gaan, heeft het landbouwbeleid van de afgelopen tien jaar geleid tot verdere schaalvergroting. De gedachte hierachter is dat het goed is voor de economie, de export en het inkomen van boeren. In het licht van de door ons geschetste bezwaren die inherent zijn aan dit productiesysteem, is het de vraag of dit überhaupt een relevante overweging is. Zoals we in het afschaffen van slavernij en kinderarbeid onze verantwoordelijkheid hebben genomen, zo zullen we dat ook moeten doen in onze omgang met productiedieren. Niemand zou vandaag de dag nog durven beweren dat er wel iets te zeggen is voor kinderarbeid of slavernij vanwege de economische voordelen, omdat een ethische grens wordt overschreden waardoor financiële afwegingen niet ter zake doen.

Varkens

Als we de financiële afweging inzake de veesector toch maken, moeten we dat op de juiste wijze doen. De landbouw veroorzaakt grote maatschappelijke kosten53 in de vorm van milieuproblemen zoals verzuring, vermesting, uitstoot van fijnstof, vervuiling door excessief gebruik van bestrijdingsmiddelen en klimaatverandering. Burgers betalen honderden euro’s rioolbelasting, terwijl de maatschappelijke kosten van de mestoverschotten in de veehouderij niet of slechts zeer beperkt worden doorberekend in de kostprijs van dierlijke producten. De kosten van verontreiniging worden deels via de algemene middelen in rekening gebracht bij alle burgers en voor een groter deel doorgeschoven naar toekomstige generaties.

In een recent onderzoek54 zijn de milieueffecten van varkensvlees gekwantificeerd in de categorieën klimaatverandering, dierenwelzijn, biodiversiteit en dierziekten. De totale maatschappelijke kosten voor conventioneel varkensvlees worden geraamd op minimaal € 2,32 per kilo. De totale jaarlijkse maatschappelijke kosten van in Nederland geslachte varkens bedroegen in 2008 minimaal € 1,5 miljard per jaar, ofwel bijna € 100 per Nederlander.

Daarnaast ontvangen boeren in Nederland nog jaarlijks voor bijna een miljard euro inkomenssteun. Melkveehouders en akkerbouwers (die veevoer produceren) krijgen geld via de EU. Dit geld komt vaak terecht in gebieden waar vermesting en verdroging het ernstigst zijn. De overheid subsidieert daarmee de vervuiling van het milieu. De landbouw kan alleen overleven dankzij grootschalige staatssteun. Wanneer deze steun wordt afgebouwd, en de vaste prijzen worden losgelaten zoals nu wordt beoogd bijvoorbeeld voor melk, zijn de door ons gesignaleerde problemen echter verre van opgelost; in het huidige systeem kunnen boeren dan alleen maar overleven door nog meer te intensiveren.

Een door de overheid geregisseerde paradigmaverandering kan daarom niet uitblijven. Wij zijn van mening dat de oplossing voor de problemen die voortvloeien uit te lage voedselprijzen, uitsluitend kan worden gevonden in een grondige herstructurering van de sector, waardoor de prijs van dierlijke producten omhoog gaat en het traditionele boerenbedrijf (grondgebonden, waarbij de productie van veevoer, het fokken, vetmesten en slachten binnen dezelfde regio plaatsvindt) weer rendabel kan worden zonder subsidies. De prijzen van dierlijke producten zijn te laag; zo kost een ei in de winkel nu net zoveel als 60 jaar geleden. In de huidige veesector kan alleen een acceptabel inkomen worden verdiend met bulk-productie. Elke week stoppen in Nederland 50 agrarische bedrijven, veelal omdat ze de race naar steeds grotere productie niet meer kunnen volhouden.55 Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU kost 40% van het totale budget en richt zich al jaren op intensivering en schaalvergroting van de veehouderij, veelal ten koste van dierenwelzijn,56 diergezondheid, milieu en volksgezondheid.

Nederland heeft zich ontwikkeld tot de slager en de melkboer van Europa, door 75% van zijn dierlijke eiwitten te exporteren tegen afbraakprijzen waarin de maatschappelijke kosten niet verdisconteerd zijn. De Nederlandse consument heeft slechts beperkte invloed op deze gang van zaken, doordat zijn koopgedrag maar een klein deel van de productie betreft.

In de beleidsnota “Dierenwelzijn”4 uit 2002 werd al opgemerkt: “Gezien de huidige en toekomstige concurrentiepositie is de kans groot dat de toekomst van de Nederlandse veehouderij vooral zal liggen in de marktsegmenten met een hoge toegevoegde waarde. Een aantoonbaar hoog niveau van dierenwelzijn zal een productkenmerk zijn waarmee de Nederlandse veehouderij zich een duurzame positie kan verwerven in de veeleisende markten van met name Noordwest-Europa.” Brinkhorst werd echter opgevolgd door ministers Veerman en later Verburg, waarna het op dit punt onder vier kabinetten-Balkenende gebleven is bij goede voornemens.

Tot slot
Het toekomstperspectief van een meer verantwoorde veehouderij dat de commissie-Wijffels in 2001 schetste en waarvan de expiratiedatum in 2010 lag, is op geen enkele manier gerealiseerd.57 Nog altijd worden waarschuwingen in de wind geslagen en blijven de noodzakelijke beleidswijzigingen uit.
De Nederlandse veehouderij kan alleen toekomst hebben als ze afscheid neemt van steeds verdere schaalvergroting en productie voor de wereldmarkt, en zich in plaats daarvan meer richt op productie voor eigen land. De maatschappelijke afwijzing van dierenmishandeling zal zich moeten vertalen naar omvorming tot een bedrijfstak die werkt volgens ethische standaarden die kenmerkend zijn voor een werkelijk beschaafde samenleving. Daarbij past niet het sluiten van de ogen voor het dierenleed dat gepaard gaat met de productie van ons voedsel, alsmede het strooien van zand in de ogen van onze kinderen, wanneer die vragen stellen (‘Melk komt in pakjes uit de fabriek’; ‘Nee hoor schatje, dat vinden die varkentjes niet erg want die worden speciaal daarvoor gemaakt’).

Melk

Het is tijd ons te bezinnen op de uitgangspunten van onze vee-industrie, zodat politici en burgers tot keuzen kunnen komen om het ‘systeem van georganiseerde onverantwoordelijkheid’ (Mansholt) om te vormen en de ‘grenzen van maatschappelijke aanvaardbaarheid en toelaatbaarheid’ (Wijffels) weer in het vizier te krijgen. Niet de onmogelijkheden zullen het denken moeten beheersen, maar de mogelijkheden om tot spoedige en drastische verbeteringen te komen. De economie is dynamisch en zal zich aanpassen; het uiteindelijke verlies in financieel-economische zin zal op de lange termijn beperkt zijn – zoals dat ook is gebleken bij de afschaffing van de slavernij en het afschaffen van de kinderarbeid, in weerwil van grote weerstanden in die tijd.

Het gaat om niet minder dan een paradigmaverandering: een wisseling van een intensieve, grootschalige, door economie en technologie overheerste veeindustrie, naar een veehouderij waarbij econonomie en technologie in dienst staan van het welzijn van dieren, van de mens, van de samenleving. Dat geeft het perspectief van echte duurzaamheid. Deze veehouderij komt tegemoet aan de natuur en aan de behoeften van alle levende wezens. Met deze ommekeer wordt de veehouderij maatschappelijk aanvaardbaar en toelaatbaar, en hoeven we onszelf en elkaar niet langer voor de gek te houden.

Aanbevelingen
Wij, wetenschappers uit uiteenlopende disciplines, verbonden aan Nederlandse universiteiten als (emeritus) hoogleraar, zijn van mening dat de intensieve veehouderij moet worden gesaneerd en omgevormd tot een dier-, mens- en milieuvriendelijk systeem dat tegemoetkomt aan de natuur en behoeftes van alle levende wezens. Via deze oproep beogen wij het maatschappelijk debat te stimuleren en boeren, producenten, consumenten, politici en kiezers te inspireren tot het maken van keuzes die in het belang zijn van dieren, natuur, landschap en milieu, van mensen in Nederland en andere werelddelen, alsmede van nieuwe generaties. Wij denken dat daartoe om te beginnen de plannen gerealiseerd moeten worden die tien jaar geleden al werden geformuleerd door o.a. Wijffels en Brinkhorst. Het is onaanvaardbaar dat genoemde adviezen en beleidsvoornemens (met een streefdatum van 2010 en voor sommige maatregelen zelfs 2005) nog altijd niet of nauwelijks tot resultaten hebben geleid. Wij pleiten daarom voor een kritische evaluatie van wat er in concreto gedaan is met de aanbevelingen van de commissie-Wijffels, en vooral wat niet gedaan is.
Daarnaast formuleren we de volgende algemene uitgangspunten die in onze visie richtinggevend moeten zijn bij de hervorming van de sector:
  1. De overheid en niet de markt moet verandering sturen. In de afgelopen tien jaar is genoegzaam gebleken dat de noodzakelijke veranderingen niet worden gerealiseerd wanneer ze worden overgelaten aan de markt of de consument. Bij het hervormen van de veeindustrie moet de overheid uitdrukkelijk een sturende rol spelen. Via regelgeving moet de overheid afdwingen dat de productie van vlees en zuivel duurzaam is. Ook is een onafhankelijk toezichthouder58 nodig, zowel op het dierenwelzijn, milieugevolgen, maar ook met het oog op zoönosen (ziekten van mens naar dier en omgekeerd) en de voedselveiligheid. De tijd van mooie woorden en vrijblijvend overleg is voorbij, gezien de grote en dringende mondiale uitdagingen waar we voor staan en de belangrijke rol die de consumptie van dierlijke eiwitten daarin speelt.
  2. De consumptie van dierlijke eiwitten moet worden verlaagd met minstens 33% in 2020. Dit moet een doelstelling worden van het kabinetsbeleid. De overheid kan deze doelstelling, die een gedragsverandering van de consument vraagt, deels bereiken door consumenten voor te lichten over de gevolgen van productie en consumptie van vlees en zuivel voor gezondheid, milieu, klimaat, derde wereld en dierenwelzijn, en over de voordelen van plantaardige producten. De overheid moet stoppen met iedere vorm van sponsoring van vlees en zuivel (zoals de kip-campagne gesponsord door de Europese Unie) of het maken van promotie voor de veesector (zoals de uit publieke middelen gefinancierde glossy “Gerda”). De overheid moet transparantie over de herkomst van producten bevorderen, onder meer door regelgeving over etikettering en inperking van de wildgroei aan ‘keurmerken’. Als de overheid daarnaast het goede voorbeeld geeft door voorlichting met onafhankelijke informatie over dierenwelzijn, milieu, ecologische voetafdruk en gezondheid, zal dit een verandering in sociale norm genereren bij de consument. Het gevolg zal zijn dat ook commerciële bedrijven hun reclameboodschappen hierop afstemmen (zoals dat bijvoorbeeld ook met ‘energiezuinig’ is gebeurd), in plaats van reclame te maken voor producten die dierenleed en maatschappelijke schade brengen zoals nu.
  3. Alle maatschappelijke kosten van de productie van vlees en zuivel moeten worden verdisconteerd in de prijs. Een verlaging van de consumptie van dierlijke eiwitten kan voorts worden bereikt door de werkelijke kosten van vlees en zuivel volledig door te berekenen in de prijs van het product (o.a. de kosten van overproductie, overconsumptie, milieuschade en dierenwelzijn), volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Uitgangspunt is een eerlijke prijs, waarin alle kosten verwerkt zijn59 (met mogelijk zelfs een extra belasting: bij benzine vinden we het ook heel normaal dat er hoge belasting op zit om het gebruik te ontmoedigen). Dit zal ook leiden tot een lagere consumptie, zodat vraag en aanbod in balans blijven. Sleuteltermen voor de consumptie van vlees en zuivel moeten worden: minder en beter. Boeren die verbeteringen in kwaliteit, duurzaamheid en dierenwelzijn verwezenlijken, zullen een hoger inkomen genereren doordat de maatschappelijke kosten van hun product lager zijn. Hierdoor wordt het uitvoeren van zulke verbeteringen aantrekkelijker dan schaalvergroting.
  4. Nederland moet voortrekker van Europa worden. Maatregelen moeten waar mogelijk in Europees verband genomen worden, maar Nederland moet, gezien de omvang van de sector in Nederland, het voortouw nemen. De Nederlandse overheid dient in internationaal verband het initiatief te nemen om duurzame productie van vlees en zuivel te stimuleren, dier- en milieu-onvriendelijke productie te verbieden, en andere landen te overtuigen dat deze koers het algemeen belang dient.
  5. Welzijn van dieren moet een centrale plaats krijgen in de veehouderij. De overheid moet dierenwelzijn waarborgen door welzijnsonvriendelijke methoden te verbieden. Er moet een duidelijke waarborg voor het welzijn van dieren in de grondwet worden vastgelegd (zie ook advies Raad voor Dieraangelegenheden60), bijvoorbeeld de richtlijnen van de commissie-Brambell (1965)61. Zulke richtlijnen dienen de basis te vormen voor het beleid en voor het wettelijk kader op het terrein van dierenwelzijn. Merk op dat dit onder meer betekent dat dieren niet meer het hele jaar binnen in stallen gehouden worden, dat gezonde dieren niet worden ‘geruimd’, dat eendagshaantjes niet levend versnipperd worden, kalfjes niet direct na de geboorte bij hun moeder worden weggehaald, tanden niet meer worden gevijld, koeien niet meer worden geoormerkt, gevriesbrand of onthoornd, dat onverdoofd ritueel slachten wordt verboden, lange transporten niet meer voorkomen, het fokken van koeien die niet via natuurlijke weg een kalf kunnen werpen wordt beëindigd, en het gebruik van hormonen verboden wordt.

    Piggies
     
  6. Het gebruik van antibiotica en hormonen in de veeteelt moet verboden worden. Het mag alleen in specifieke, duidelijk omschreven gevallen worden toegestaan voor individuele dieren die ziek zijn. De controle op het gebruik moet niet bij de sector liggen maar bij het Ministerie van Volksgezondheid.
  7. Grondgebonden landbouw en gesloten kringlopen in de productie van dierlijke eiwitten moeten het uitgangspunt vormen. De overheid kan dit stimuleren door regionale teelt van eiwitgewassen zoals lupine en tarwe en regionale mestverwerking actief te bevorderen. Het fokken, vetmesten en het slachten van landbouwhuisdieren alsmede de productie van grondstoffen van veevoer moet bij voorkeur binnen één regio gebeuren, zodat hoge milieu- en klimaatkosten door transport van diervoedsel en van levende dieren tot het verleden behoren.
  8. De vestiging en uitbreiding van grootschalige veeindustrieën moet aan banden gelegd worden. Hiertoe moeten regels komen, om verdere aantasting van het landelijk gebied tegen te gaan. Er moet een grens worden gesteld aan het aantal te houden dieren per hectare, per provincie of in heel Nederland.
  9. Boeren moeten de kans krijgen het hoofd boven water te houden. Bij de door ons voorgestelde gedwongen herstructurering is duidelijk dat de sector problemen zal krijgen in de transitiefase. Er is dus flankerend beleid nodig in die periode, waarbij de overheid degenen die in de problemen komen zal moeten helpen zich aan te passen, door om te schakelen naar meer duurzame productiemethoden of naar een andere branche. Wij zien primair de politici en beleidsmakers (in Nederland en de EU) als veroorzaker van veel van de huidige misstanden. Investeringen ten behoeve van een totale sanering zullen dus vanuit die hoek gefaciliteerd moeten worden. Gezien de hoge maatschappelijke kosten van de huidige wijze van bedrijfsvoering, zal deze investering zich op termijn terugbetalen. Overigens geldt ook voor de agrarische sector, net als voor de rest van het Nederlandse bedrijfsleven, het principe dat men slechts zijn bedrijf mag uitvoeren onder een “license to produce”; die licentie wordt door de samenleving gegeven dan wel onthouden. Voor het niet langer kunnen uitoefenen van al jarenlang ongewenste praktijken, zoals het gebruik van niet toegestane middelen, hoeft uiteraard niet gecompenseerd te worden.
  10. De ontwikkeling van verantwoorde en smakelijke plantaardige voeding moet worden bevorderd. De overheid moet investeren in meer onderzoek naar efficiënte productie van plantaardige producten die voor de consument een volwaardige vervanger zijn van dierlijke producten, en in voorlichting over producten die de consument helpen overstappen op een meer plantaardig menu. Een aantrekkelijk alternatief leidt vanzelf tot een lagere vlees- en zuivelconsumptie, en zal aldus alle genoemde problemen tegelijkertijd aanpakken, terwijl tevens de gezondheid van de consument erbij gebaat is.

Minder vlees. U weet nu waarom.

27 april, 2010
  1. 1http://www.boerderij.nl/1097469/Varkenshouderij/Verburg-verbindt-geen-gevolgen-aan-Brabants-besluit.htm
  2. 2Strikt gezien worden onder 'vee' alleen melkkoeien, vleeskoeien en stieren begrepen. Voor het gemak, en in aansluiting bij het dagelijks spraakgebruik, gebruiken wij het woord 'vee' om te verwijzen naar alle landbouwhuisdieren, en de woorden veehouderij en veeindustrie om te verwijzen naar dierenfokkerij of dierenproductie
  3. 3De Volkskrant 30 mei 2001: http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article890640.ece/Einde_intensieve_veehouderij
  4. 4http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640803&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_item_id=18778; www.minlnv.nl/txmpub/files/?p_file_id=13616
  5. 5http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640851&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_item_id=18376
  6. 6http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/3299530/afleveringen/15337284/items/16651494/
  7. 7http://zembla.vara.nl/Afleveringen.1973.0.html?&tx_ttnews[tt_news]=24177&tx_ttnews[backPid]=1972&cHash=8f497565d1
  8. 8http://weblogs.nrc.nl/opklaringen/2010/01/02/ongezond-vleesbeleid-is-deel-van-de-grote-crisis/
  9. 9http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/prijzen/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2582-wm.htm
  10. 10Leo den Hartog (directeur Nutreco), lezing juni 2006, Symposium Dierziekten, LNV, Kasteel Groeneveld Baarn
  11. 11http://www.ers.usda.gov/Publications/aer835/aer835c.pdf; http://www.highbeam.com/doc/1G1-145681186.html
  12. 12Scientific opinion on: The risks of poor welfare in intensive calf farming systems, mei 2006, EFSA (wetenschappelijk comité Europese Commissie), p. 10-11: http://www.efsa.europa.eu/EFSA/Scientific_Opinion/ahaw_op_ej366_calveswelfare_en1.pdf?ssbinary=true
  13. 13http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640333&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_item_id=19985
  14. 14http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1803525.pdf
  15. 15http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1803525.pdf
  16. 16Velde, H.M., te, M.N.C. Aarts & C.M.J. van Woerkum (2002). Dealing with ambivalence: farmers' and consumers' perceptions of animal welfare in livestock breeding. Journal of Agricultural & Environmental Ethics, 15, 2, pp. 203-219; Velde, H.M., te, M.N.C. Aarts & C.M.J. van Woerkum (2001). Eten, maar niet willen weten. In: H.M. te Velde & C. Hanning et al. (2001). Hoe oordelen we over de veehouderij? Den Haag: Rathenau Instituut 20012; W 78.
  17. 17Katz, D., & Allport, F.H. (1931). Student Attitudes. Syracuse, N.Y.: Craftsman; Darley, J. M. & Latané, B. (1968). Bystander intervention in emergencies: Diffusion of responsibility. Journal of Personality and Social Psychology, 8, 377-383
  18. 18Korthals, M. (2007). Voeding en landbouw: Chaos, ellende en tegenstrijdigheden. NRC Handelsblad
  19. 19http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0104-Mestproductie-door-de-veestapel.html?i=3-17
  20. 20Roelofs, J.G.M., J.A.A.R. Schuurkes & A.J.M. Smits (1983). Impact of acidification and eutrophication on macrophyte communities in soft waters, Aquatic Botany 17:139-155; Roelofs, J.G.M., A.J. Kempers, A.L.F. Houdijk & J.Jansen (1985). The effect of air-borne ammonium sulphate on Pinus nigra var. maritima in the Netherlands, Plant and Soil 84, 45-56
  21. 21Witte, J.P.M., C.J.S. Aggenbach & Runhaar, J. (2007). Grondwater voor Natuur. In: R. Lieste et al., Beoordeling van de grondwatertoestand op basis van de Kaderrichtlijn Water, p. 43-102. RIVM, Bilthoven
  22. 22Aggenbach C.J.S. (red.), 2005. Knelpunten en kansenanalyse Natura 2000 gebieden. Kiwa/EGG-consult, Nieuwegein
  23. 23Van Beek, C.G.E.M., D. van der Kooij, P.C. Noordam en J.G. Schippers (1984). Nitraat en drinkwatervoorziening. Kiwa Mededeling 84, 144 p, Nieuwegein
  24. 24RIVM, 2008. Waterkwaliteit op landbouwbedrijven. Evaluatie Meststoffenwet 2007. RIVM rapport 680130002/2007; Willems, W.J., B. Fraters, C.R. Meinardi, Reijnders, H.F.R & C.G.E. M. van Beek (2002). Nutriënten in bodem en grondwater: kwaliteitsdoelstellingen en kwaliteit 1984-2000. RIVM-rapport 718201004, Bilthoven
  25. 25Van Beek, C.G.E.M. (1999). Herkomst van sporenelementen in grond- en oppervlaktewater, onvermoede bronnen en bekende processen. H2O 32 (9) 23-26; Van Beek, C.G.E.M., M.H. Jalink & A.F.M. Meuleman (2001). De verzwaveling van grondwater in zandgronden. Landschap 18(4): 263-272; Van Beek, C.G.E.M., G. van den Berg & P. Hesen (2005) Geohydrochemische typologie als hulpmiddel bij grondwaterkwaliteitsbeheer. Bodem 5: 178-181
  26. 26Schekkerman, H & Beintema, A.J. (2007). Abundance of invertebrates and foraging success of black-tailed godwit Limosa limosa chicks in relation to agricutural grassland management. Ardea 95: 39-54
  27. 27Reijnders, L. & Soret S. (2003). Quantification of the environmental impact of different dietary protein choices. American Journal of Clinical Nutrition 78: 664S-668S
  28. 28Udo de Haes, H.A. et al. (2009). Fosfaat - van te veel naar tekort. Beleidsnotitie van de Stuurgroep Technology Assessment van het ministerie van LNV. Utrecht, september 2009
  29. 29http://www.thebrokeronline.eu/en/articles/Peak-phosphorus; Wassen, M.J., Olde Venterink, H., Lapshina, E.D., & Tanneberger, F. (2005). Endangered plants persist under phosphorus limitation. Nature, 437, 547-550
  30. 30http://www.trouw.nl/achtergrond/deverdieping/article1844890.ece
  31. 31http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,3387931&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_id=28004
  32. 32Van Huis, WUR, 2008: [PDF] http://edepot.wur.nl/14249
  33. 33Kamervragen over de vleesconsumptie in relatie tot de wereldvoedselcrisis en de uitstoot van broeikasgassen (2008): http://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:JKkOOwFbnWIJ:www.minlnv.nl/cdlpub/servlet/CDLServlet%3Fp_file_id%3D28004+ http://www.minlnv.nl/cdlpub/servlet/CDLServlet%3Fp_file_id%3D28004&hl=nl&gl=nl&pid=bl& srcid=ADGEESjKjBPETqrSo8NJ9VJljVf63yDVafP40KxJVmZw_H3Gx-37Fj86NGTz0FUp5MfXCN7ueVfn5XiULyINJTcBPi-ICShDvqIbgTCkUajkDj5l3iLAgdTJi_seyIVP014Vscotq0QL&sig=AHIEtbR73aChzDGS7VJ2Ra8Jja85c_jFKQ
  34. 34FAO, State of Food and Agriculture 2009, Livestock in the balance, 2010. http://www.fao.org/docrep/012/i0680e/i0680e00.htm; Stehfest, E. et al. (2009), Climate benefits of changing diet. Climatic Change 95:83–102. DOI 10.1007/s10584-008-9534-6
  35. 35http://www.duurzaamnieuws.nl/mvo/bericht.rxml?id=41232&title=Wereldwaterforum%3A%20van%20wie%20is%20het%20blauwe%20goud%3F
  36. 36http://www.news.cornell.edu/releases/aug97/livestock.hrs.html
  37. 37http://www.fao.org/newsroom/en/news/2006/1000448/index.html
  38. 38http://www.worldwatch.org/files/pdf/Livestock%20and%20Climate%20Change.pdf
  39. 39http://www.wrr.nl/content.jsp?objectid=5169: De overheid als keuzearchitect?
  40. 40http://www.nrc.nl/opinie/article1857442.ece/Minder_vlees_moet
  41. 41Aiking et al. (2006): Sustainable protein production and consumption: Pigs or peas? http://www.springer.com/environment/book/978-1-4020-4062-7
  42. 42http://www.pve.nl/pve?waxtrapp=cccJsHsuOpbPREcBHZ
  43. 43http://www.nu.nl/economie/2199650/joris-driepinter-komt-terug.html
  44. 44http://www.mkatan.nl/columns-en-kranten/nrc-columns/312-hoe-melkvet-gezond-wordt.html
  45. 45http://www.who.int/bulletin/volumes/86/7/08-053728/en/index.html
  46. 46http://www.wcrf-nl.org/onderzoek/rapportkankerpreventie/index.php
  47. 47Rosell M, Appleby P, Spencer E, Key T (2006). Weight gain over 5 years in 21 966 meat-eating, fish-eating, vegetarian, and vegan men and women in EPIC-Oxford. Intern J Obesity (Lond). 30(9):1389-1396; http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16534521
  48. 48http://parlis.nl/pdf/kamerstukken/KST138577.pdf; http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/215011002.pdf
  49. 49Howard, C.J. et al. (2010). Direct measurements of the ozone formation potential from livestock and poultry waste emis-sions. Environmental Science and Technology 44: 2292-2298: Howard; Ko, G. et al. (in press). Endotoxin levels at swine farms using different waste treatment an management technologies. Environmental Science and Technology
  50. 50Met ‘veehouders’ wordt hier niet alleen verwezen naar houders van koeien en runderen, maar ook van andere landbouwhuisdieren; zie ook voetnoot 2
  51. 51http://www.rivm.nl/persberichten/2009/veelmrsaveehouderij.jsp
  52. 52http://www.omroepbrabant.nl/?news/1347931103/Meeste+geitenhouders+en+gezinnen+hebben+Q-koorts.aspx
  53. 53zie bijv. Sengers & Hoste, 2004: http://www.lei.dlo.nl/wever/docs/nota/Indicatie_maatschappelijke_kosten_varkenshouderij_021104.pdf
  54. 54Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit, in opdracht van de Nicolaas G. Pierson foundation; http://www.ngpf.nl/
  55. 55http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/landbouw/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-90101-wk.htm
  56. 56De Europese opdracht om ten volle rekening te houden met “dieren als wezens met gevoel”, vervat in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (Artikel 13 VWEU), wordt hiermee niet bepaald in praktijk gebracht.
  57. 57http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640782&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_item_id=18376; http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,2211815&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news_item_id=18466; Chavannes, 2010: http://weblogs.nrc.nl/opklaringen/2010/01/02/ongezond-vleesbeleid-is-deel-van-de-grote-crisis/
  58. 58Peters, P. (2009). Is het Staatstoezicht nog wel onafhankelijk? Journaal Warenwet 8, 17-20
  59. 59Hierdoor wordt het levensonderhoud duurder, hetgeen vooral voor de minder draagkrachtige consument nadelig is. Maar als we het met zijn allen doen, hoeft het verschil maar klein te zijn doordat de kosten over velen worden omgeslagen. Daarnaast kan een algemene prijsverhoging van levensmiddelen worden tegengegaan d.m.v. lagere heffingen en financiële voordelen op duurzaam geproduceerd voedsel en producten van grondgebonden boeren.
  60. 60http://www.rda.nl/pages/adviezen.aspx
  61. 61http://www.welzijnswijzermelkvee.nl/Welzijnswijzer/Devijfvrijheden/tabid/61/Default.aspx


       
001 Aarts, Prof. dr. Noelle Wageningen, UvA communicatiewetenschap
002 Aerts, Prof. dr. Rien VU systeemecologie
003 Ankersmit, em. Prof. dr. Frank Groningen, KNAW intellectuele en theoretische geschiedenis
004 Arntz, Prof. dr. Arnoud Maastricht klinische psychologie en psychopathologie
005 Baalen, Prof. dr. Carla van Radboud parlementaire geschiedenis van Nederland
006 Baars, Prof. dr. Jan Tilburg gerontologie
007 Barendregt, Prof. dr. Henk Radboud wiskunde en informatica
008 Bakker, Prof. dr. Paul Radboud filosofie
009 Beckers, em. Prof. dr. Theo Tilburg duurzame ontwikkeling
010 Berendse, Prof. dr. Frank Wageningen natuurbeheer en plantenecologie
011 Boer, em. Prof. dr. Frits UvA kinder- en jeugdpsychiatrie
012 Boersema, Prof. dr. Jan VU milieukunde
013 Bögels, Prof. dr. Susan UvA ontwikkelingspsychopathologie
014 Bongers, Prof. dr. Frans Wageningen tropische bosecologie
015 Boom, Prof. dr. ir. Remko Wageningen levensmiddelentechnologie
016 Bos, Prof. dr. René ten Radboud filosofie en organisatietheorie
017 Brandt Corstius, em. Prof. dr. Hugo wiskunde, taalkunde
018 Bressers, Prof. dr. Hans Twente beleidsstudies en milieubeleid
019 Brug, Prof. dr. Johannes VU epidemiologie
020 Bruggen, Prof.dr.ir. Ariena van Wageningen biologische bedrijfssystemen
021 Chavannes, Prof. mr. Marc Groningen journalistiek
022 Cliteur, Prof.dr. Paul Leiden encyclopedie van de rechtswetenschap
023 Dam, Prof. dr. ir. Nicole van Radboud ecogenomics
024 Dietz, Prof. dr. Ton UvA, Leiden sociale geografie
025 Donk, Prof. dr. Ellen van Utrecht, KNAW aquatische ecologie
026 Dorelijers, Prof. dr. Theo VU, Leiden forensische, kinder- en jeugdpsychiatrie
027 Driessen, Prof. dr. Peter Utrecht milieubeleid
028 Dijk, Prof. dr. Eric van Leiden economische, sociale psychologie
029 Dyck, em. Prof . dr. R. van psychiatrie
030 Egmond, Prof. ir. Klaas van Utrecht levensmiddelentechnologie/milieu
031 Eijndhoven, Prof. dr. Josee van Erasmus duurzaamheidsmanagement
032 Frankenhuis, em. Prof. dr. Maarten bedrijfspluimveegeneeskunde
033 Gerlagh, Prof. dr. Reyer Tilburg milieu-economie
034 Grootjans, Prof. dr. Ab Groningen, Radboud eco-hydrologie
035 Haan, Prof. dr. Else de UvA kinder- en jeugdpsychiatrie
036 Haring, Prof. dr. Michel UvA plantenbiotechnologie
037 Heertje, em. Prof. dr. Arnold economie
038 Hoek, em. Prof.dr. Leo VU Franse letterkunde
039 Horn, oud-Prof. dr. Sineke ten zorgmanagement
040 Horst, Prof. dr. Henriette van der VU huisartsgeneeskunde
041 Huibers, Prof. dr. Marcus Maastricht klinische psychologie
042 Jacobs, Prof. dr. Bart Radboud computerbeveiliging
043 Jetten, Prof. dr. ir. Mike Radboud ecologische microbiologie
044 Jongh, Prof.dr. Ad de UvA, VU tandheelkunde
045 Jochemsen, Prof. dr. Henk Wageningen christelijke filosofie
046 Kindt, Prof. dr. Merel UvA experimentele klinische psychologie
047 Koedijk, Prof. dr. Kees Tilburg financieel management
048 Kok, Prof.dr. Gerjo Maastricht toegepaste psychologie
049 Komdeur, Prof. dr. Jan Groningen evolutionaire ecologie
050 Kooreman, Prof. dr. Peter Tilburg gezondheidseconomie
051 Korthals, Prof. dr. Michiel Wageningen toegepaste filosofie
052 Krol, Prof.dr. Maarten Wageningen luchtkwaliteit en atmosferische chemie
053 Lankveld, Prof. dr. Jacques van Maastricht seksuologie
054 Leeuwis, Prof. dr. ir. Cees Wageningen communicatie- en Innovatie- studies
055 Leroy, Prof. dr. Pieter Radboud milieu en beleid
056 Lettinga, Prof. dr. Gatze Wageningen milieutechnologie
057 Maassen, em. Prof. dr. Ton Leiden, VU moleculaire diabetologie
058 Martens, Prof. dr. Pim Maastricht duurzame ontwikkeling
059 Moll, Prof. dr. Henk Groningen duurzame productie en consumptie
060 Mols, Prof. dr. Gerard Maastricht strafrecht en strafprocesrecht
061 Musschenga, Prof. dr. Bert VU wijsgerige ethiek
062 Olff, Prof. dr. Han Groningen ecologie
063 Oosterlaan, Prof. dr. Jaap VU pediatrische neuropsychologie
064 Pessers, Prof. dr. Dorien VU, UvA rechtstheorie
065 Peters, Prof. dr. Madelon Maastricht gezondheidspsychologie
066 Peters, em. Prof. dr. Paul teratologie en ontwikkelingstoxicologie
067 Pieters, Prof. dr. Rik Tilburg marketing
068 Piersma, Prof. dr. Theunis Groningen, NIOZ dierecologie
069 Ploeg, Prof. dr. ir. Jan Douwe v/d Wageningen rurale sociologie
070 Prast, Prof. dr. Henriëtte Tilburg, WRR economie
071 Prins, Prof. dr. Herbert Wageningen ecologie
072 Prins, Prof. dr. Pier UvA kinder- en jeugdpsychologie
073 Reijnders, Prof. dr. Lucas OU, UvA natuurwetenschappelijke milieukunde
074 Roelofs, Prof. dr. Jan Radboud aquatische ecologie / milieubiologie
075 Rotmans, Prof. dr. ir. Jan Erasmus transities naar duurzaamheid
076 Ruiter, Prof. dr. Peter de Wageningen milieuwetenschappen
077 Schrijver, Prof. dr. Peter Utrecht Keltische talen en cultuur
078 Schuengel, Prof. dr. Carlo VU orthopedagogiek
079 Schuurman, oud-Prof. dr. ir. Egbert Christelijke filosofie
080 Seidell, Prof. dr. ir. Jaap VU voeding en gezondheid
081 Sent, Prof. dr. Esther-Mirjam Radboud economie
082 Seters, Prof. dr. Paul van Tilburg globalisering en duurzame ontwikkeling
083 Smalhout, em. Prof. dr. Bob anaesthesiologie
084 Smaling, Prof. dr. Eric Twente bodemgeografie/duurzame landbouw
085 Smits, Prof. dr. René UvA recht van economische en monetaire unie
086 Smits, Prof. dr. Toine Radboud watermanagement
087 Spek, Prof. dr. Bert van der VU oude geschiedenis
088 Stegeman, Prof. dr. ir. Dick Radboud neurofysiologie, klinische fysica
089 Straalen, Prof. dr. Nico van VU dierecologie
090 Struik, Prof.dr.ir. Paul Wageningen gewasfysiologie
091 Verhaar, em. Prof. dr. Boudewijn Eindhoven theoretische natuurkunde
092 Vet, Prof. dr. Louise Wageningen, KNAW evolutionaire ecologie
093 Vet, Prof. dr. ir. Riekie de VU klinimetrie
094 Vonk, Prof. dr. Roos Radboud sociale psychologie
095 Vries, Prof. dr. Nanne de Maastricht gezondheidsbevordering
096 Wassen, Prof. dr. Martin Utrecht milieunatuurwetenschappen
097 Wigboldus, Prof. dr. Daniel Radboud sociale psychologie
098 Wit, Prof. dr. Theo de Tilburg systematische theologie en wijsbegeerte
099 Witte, Prof. dr. Flip VU hydrologie en ecologie
100 Wijnen, Prof. dr. Frank Utrecht psycholinguistiek
101 Zeelenberg, Prof. dr. Marcel Tilburg economische psychologie
102 Zeeuw, Prof. dr. Aart de Tilburg milieu-economie
103 Buelens, Prof. Dr. Geert Utrecht Moderne Nederlandse Letterkunde
104 Coopmans, Prof. dr. Peter Utrecht Taalwetenschap
105 Moortgat, prof dr Michael Utrecht taalkunde
106 Hol, Mr. Dr. Drs Antoine UU Rechtsgeleerdheid
107 Kager, Prof. dr. Rene Utrecht taalkunde
108 Neerven, Prof. dr. Jan van Delft wiskunde
109 Nierop, Prof. dr. Henk van UvA Nieuwe Geschiedenis
110 Jong, Prof.dr. Frank de Erasmus Endocrinologie
111 Meijboom, Prof. dr. Erik Lausanne Congenitale Cardiologie
112 Snijders, Prof. dr. Tom Groningen, Oxford Statistiek
113 Dijk, Prof. Dr Jan A.G.M. van Twente Communicatiewetenschap en sociologie
114 Ganzevoort, Prof.dr. Ruard VU Praktische theologie
115 Verweij, Prof. Dr Ir Henk The Ohio State University Chemische technology en materiaalkunde
116 Bosland, Professor Maarten C. University of Illinois at Chicago Pathologie
117 Riedijk, prof ir Willem TU Wenen aangepaste technologie
118 Daemen, Prof. dr. Toos UMCG/RuG Medische Microbiologie
119 Kroon, Prof. dr. Caroline Vrije Universiteit Amsterdam Latijn
120 Vorst, prof. dr. Henk van der Utrecht wiskunde
121 Salomons, Professor doctor Arthur Universiteit van Amsterdam Privaatrecht
122 Dekker, Prof. dr.ir. Ronald TU Delft micro electronica
123 Brink, prof.dr. Peter Maastricht hoogleraar Chirurgie
124 van den Brink, Prof. Dr. Ir. Paul Wageningen Universiteit Chemische stress ecologie
125 Hee, prof. dr Kees van TU Eindhoven informatica
126 Hout, Prof. dr. Dick van den Hertfordshire, VK Milieu en beleid
127 stouten , prof. dr. em. hanna Sorbonne Nederlandse letterkunde
128 doorn-bramer, mevr th.m.b.e. van
129 Snippenburg, em. Prof.dr. Leo van Radboud Communicatiewetenschap
130 Ross, Professor Dr. Robert Leiden Afrikaanse geschiedenis
131 Broer, Prof.dr. Ria Rijksuniversiteit Groningen scheikunde
132 Visser, Em Prof Dr Henk HKA Erasmus Universiteit Rotterdam Kindergeneeskunde
133 jongsma, em.prof.dr. habo universiteit utrecht medische fysiologie
134 Kusters, Prof. dr. Wiel Universiteit Maastricht Cultuurwetenschappen / Letterkunde
135 Broer, Prof dr Henk RIJksuniversiteit Groningen wiskunde
136 crevel, prof dr maghiel van Universiteit Leiden Chinese taal- & letterkunde
137 Erisman, Prof. dr. ing. Jan Willem VU Integrale Stikstofproblematiek
138 Clemens, Prof.dr.ir. Francois TU Delft Civiele Gezondheidstechniek
139 Stokman, Prof.dr. Frans Rijksuniversiteit Groningen Sociologie
140 Zorn, Prof. ir. (emeritus) Henk UT Geo-informatica
141 Vries, Prof. dr. Theo de VU/VUmc Geneeskunde/farmacotherapie
142 Mager, Prof. dr. Pim Vrije Universiteit Medische natuurwetenschappen
143 Henkens, Prof. dr. Kène NIDI-KNAW, Universiteit Tilburg demografie, sociologie
144 Jansen, prof.dr.ir. Jlianus. L.A. Delft 1967
145 Jetten, Prof Dr Victor Universiteit Twente Aardwetenschappen
146 Jansen, prof.dr.ir. J.L.A. Delft Chem Techn.
147 Kraak, Prof. dr. Menno-Jan Twente Geovisualisatie
148 Meertens, em. Prof. dr. Roel sociale psychologie
149 Schaft, Prof.dr. Arjan van der Rijksuniversiteit Groningen Toegepaste Wiskunde
150 Verburg, Prof. Dr. Ir. Peter VU Mileuvraagstukken
151 Jainandunsing, Ing Chandra adviseur infectiepreventie
152 Hendriksen, Prof.dr. Coenraad Universiteit Utrecht Dier in Wetenschap en Maatschappij
153 Orlebeke, Prof. dr. em. Jacob VU Biologische psychologie
154 Tilders, Prof dr Fred JH VUmc farmacoloog
155 Dieleman, Prof. Dr. Hans Universidad Aurónoma de la C duurzaamheid, kunst en stdelijke vraagstukken
156 gremmen, Porf.dr. Bart Wageningen Ethiek
157 Wolff, Prof. Dr Drs Frederik A. de Leiden (emeritus) Toxicologie; Semitische Talen en Culturen
158 Haes, prof. dr. Hanneke de Amsterdam Medische Psychologie
159 Huffelen, Prof. em. dr. Alexander C. van Utrecht Klinische Neurofysiologie
160 Bolt, em.prof.dr.ir. Gerard Wageningen Bodemscheikunde en Bodemnatuurkunde
161 Meijdam, prof.dr. Lex Tilburg economie
162 Tijms, prof.dr. Henk vrije universiteit wiskunde
163 Heidt, Prof. Dr. Peter Radboud Gnotobiologie
164 bleuten, prof dr wladimir utrecht eco-hydrologie
165 Lammerts van Bueren, prof.dr.ir. Edith Wageningen University Biologische Plantenveredeling
166 Bert (E) Hennipman Bijzondere Plantkunde
167 Houtum, Prof. dr. Henk van Bergamo, Italie/Radboud Nijmegen Politieke Geografie
168 Risseeuw, professor dr. Carla Leiden Sociale wetenschappen
169 Bloem, Prof. dr. Bas Radboud Neurologie
170 Sluijter, prof. dr ir Frans Willem Technische Universiteit Eindhoven Theoretische natuurkunde
171 Philipse, Prof. Dr. Mr. Herman Utrecht filosofie
172 Joy, Professor/Dr. Melanie University of Massachusetts, Boston Sociology/Psychology
173 Kolff, Prof. Dr Dirk U. Leiden Geesteswetenschappen
174 Lang, em. Prof. dr. Hendrik de TUD natuurkunde
175 Tulder, prof. dr. Rob van Erasmus Universiteit Rotterdam Bedrijfskunde
176 Herber, Prof. drs. Rien Groningen Geo Energy
177 Wiegant, Prof. dr. Victor Universiteit Utrecht Psychoneuroendocrinologie
178 Vogt, Prof. dr. Andreas Liverpool theoretische natuurkunde
179 Boonstra, Prof. dr. Johannes Utrecht Biologie
180 Bär, Prof. dr Dop Utrecht Biomedische Wetenschappen
181 Meer, Prof. dr. Gerrit van Utrecht Biochemie
182 Diekmann, Prof. Dr. Odo Utrecht wiskunde
183 Roos, Prof. dr. André de UvA Theoretische ecologie
184 Quanjer, Prof. dr (emeritus) Philip Leiden Fysiologie
185 Lier, Prof.Dr.Ir. Jules B. van TU Delft Environmental Engineering / Wastewater Treatment
186 Euwema, prof.dr. Martin Katholieke Universiteit Leuven psychologie
187 Philipse, Prof Dr Albert Utrecht Fysische Scheikunde
188 Wiskerke, Prof.dr.ir. Han Wageningen Universiteit Rurale Sociologie
189 Goewie, Prof.Dr.Ir. Eric Wageningen Biologische Landbouw
190 Neefjes, Prof. dr. Jacques Leiden celbioloog
191 Kiauta, Prof.Dr (emeritus) Bastiaan Utrecht Cytogenetica
192 Witteman, prof.dr. Cilia Radboud Universiteit Nijmegen Psychologie
193 Bosch, Prof. dr Mineke Rijksuniversiteit Groningen Moderne Geschiedenis
194 Schalken, prof dr Jack A UMC St Radboud Experimentele urologie
195 Blaauboer, prof dr Bas Utrecht toxicologie
196 Prechal, prof.dr. Sacha Utrecht Europees recht
197 Holk, Prof. dr. André van Groningen maritieme archeologie
198 Ruiter, Prof. Jan de Universiteit van Bielefeld Cognitieve Wetenschappen
199 Dijk, Prof.em.Dr. Hans van RUG Letterkunde
200 Hoek, Prof.dr. Aukje van UvA Internationaal privaatrecht
201 Neijt, prof. dr. Anneke Radboud Universiteit Nijmegen Nederlandse taalkunde
202 Liet, Prof.dr. Henk van der UvA Scandinavische taal- en letterkunde
203 Bie, Prof. Dr. Steven de Wageningen duurzaam gebruik biodiversiteit
204 Steen, Prof. Dr. Wim J. van der VU (emeritus) biologie en wijsbegeerte
205 Baas, Prof.Dr. Pieter Universiteit Leiden Systematische Plantkunde
206 Janssen, Prof.dr.ir. Albert Wageningen Universiteit Milieutechnologie
207 Wessel, em. Prof. dr. ir. M. Wageningen Tropische Plantenteelt
208 Kroon, Prof. dr. Hans de Radboud plantenecologie
209 Udo de Haes, em., Prof. dr. Helias Leiden Milieukunde
210 visser, Prof. dr. Rob Utrecht Antropologie
211 Pott, Prof. dr. Heleen Erasmus Universiteit Rotterdam filosofie
212 Brussaard, Prof. Dr. Lijbert Wageningen Universiteit Bodembiologie en Biologische Bodemkwaliteit
213 Drs Anneke Schulz RU Leiden Franse Taal en letterk.
214 Bakker, prof.dr.ir. Jaap WU Nematologie
215 Wiegant, Prof.dr. Victor Utrecht Psychoneuroendocrinologie
216 Kooten, Prof. dr Olaf van Wageningen Universiteit Tuinbouwketens
217 Harmsen, Prof. Dr. Rudolf Queen's University, Kingston, Cana Ecology
218 Renneboog, Prof. dr. Luc Tilburg financiele economie
219 Herman, Prof. dr. Peter Yerseke, KNAW ecologie
220 Norde, Prof. dr. ir. Willem Wageningen Bionanotechnologie
221 Stein, Prof. Dr. Ir. Alfred Twente Ruimtelijke Statistiek
222 Snoo, prof. dr. Geert de Universiteit Leiden Conservation Biology
223 Hoekstra, em. Prof.dr. Rolf Wageningen genetica
224 Loveren, Prof. dr. Henk van Maastricht Immunotoxicologie
225 Douven, Prof. dr Igor Leuven wijsbegeerte
226 Heeger, em. prof. dr Robert Utrecht ethiek
227 Kirschner, Prof. dr. Paul Open Universiteit Nederland Onderwijspsychologie
228 Baumans, Prof.em.dr. Vera Universiteit Utrecht/ Karolinska In Proefdierkunde
229 Mohren, prof.dr.ir. Frits Wageningen Universiteit Bosecologie en Bosbeheer
230 Hazewinkel, Prof. emeritus Dr Michiel wiskunde
231 Heeten, Prof. dr. Gerard den Universiteit van Amsterdam Geneeskunde, radiologie
232 Groothuis, Prof. Dr. Ton Rijksuniversiteit Groningen Gedragsbiologie
233 Joost, Prof. Dr.(emeritus) Theodoor Van Erasmus Universiteit Geneeskunde
234 Wessel, Prof. mr. Johannes TU Delft (em.) Waterbeheer
235 Heisterkamp, Prof. dr. Siem Rijks Universiteit Groningen Statistiek voor farmacogenetica
236 van Elsas, Prof. dr. ir. Jan Dirk Groningen Microbiele Ecologie
237 buisman, prof dr ir cees wageningen universiteit milieutechnologie
238 Binneveld, Prof.dr Hans Erasmus R'dam geschiedenis
239 Hoekstra, prof.dr.ir. Arjen Universiteit Twente waterbeheer
240 Zoeteman, Prof Dr Ir Kees Universitiet van Tilburg duurzaamheidsbeleid
241 Perez Salgado, Prof.dr. Paquita Open Universiteit natuur- en milieuwetenschappen
242 Hammer, emeritus prof.dr.ir. Dieter K. Techn. Univ. Eindhoven & Rijksuniv. Informatica
243 Schravendijk, Prof. Dr. Chris van Vrije Universiteit Brussel Biomedische Wetenschappen
244 Waals, Prof. (em.) Dr. Johannes Diderik van der Groningern Prehistorie
245 Baud, Prof. dr. Michiel Universiteit van Amsterdam Latijns-Amerika Studies
246 Haverkort, Prof. ir. Bertus University for Development Studies, Endogenous Development
247 Aerts, Prof. dr. Mieke Universiteit van Amsterdam Politieke geschiedenis van gender
248 Koen, Prof. Dr. Carla Universiteit van Tillburg Technology Management & Entrepreneurship
249 Martin, Prof. Dr. Xavier Universiteit van Tillburg International Management
250 van Knippenberg, Prof. Dr. Daan Erasmus Universiteit Rotterdam Bedrijfskunde
251 Jong, em. prof. dr. Wilfried de Radboud, UvA biochemie; diersystematiek
252 Lenteren, Prof.dr. Joop C. van Wageningen Universiteit Entomologie
253 Beintema, Prof.dr. em. Jaap J. Groningen Biochemie
254 Menken, Prof. dr. Steph Universiteit van Amsterdam Evolutiebiologie
255 duintjer, 'prof'. dr otto Universiteit van Amsterdam wijsbegeerte
256 Taris, Prof.Dr Toon Universiteit Utrecht Psychologie
257 Slors, Prof. dr. Marc Radboud Universiteit Nijmegen Filosofie
258 Dijk, Prof. dr. Frank van Universiteit van Amsterdam, AMC Geneeskunde
259 Kokswijk, Prof.dr.ir. Jacob Van KU Leuven Mens-Machine interactie; duurzame ontwikkeling
260 Beentjes, dr. Hans Radboud Universiteit Nijmegen Communicatiewetenschap
261 Rott, Prof. dr. Hans Regensburg Wijsbegeerte
262 Taverne, Prof dr. Ed RUG Stadsstudies
263 Engelhard, Prof. dr. Iris Utrecht Klinische Psychologie
264 Zaaijer, prof.dr. Hans L. UvA medische microbiologie
265 van Urk, ir Anne TUDelft Civiele techniek
266 Steg, prof. dr. Linda Rijksuniversiteit Groningen Psychologie
267 Riessen, Prof.dr. Renée van Leiden christelijke filosofie
268 Daan, Prof. Dr. (emeritus) Niels UVA Aquatiscjhe Ecologie
269 Peletier, Prof.Dr. Reynier Groningen Sterrenkunde
270 Sýkora, Prof.dr. Karlè Wageningen Universiteit Ecoloog
271 Branje, Prof. dr. Susan UU Pedagogische wetenschappen